VERSLAG over een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de voorbereiding van het toetsingsproces van 2020 van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (NPV), kernwapenbeheersing en mogelijkheden voor nucleaire ontwapening

25.2.2020 - (2020/2004 (INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Sven Mikser


Procedure : 2020/2004(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A9-0020/2020
Ingediende teksten :
A9-0020/2020
Aangenomen teksten :

ONTWERPAANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT

aan de Raad en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de voorbereiding van het toetsingsproces van 2020 van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (NPV), kernwapenbeheersing en mogelijkheden voor nucleaire ontwapening

(2020/2004 (INI))

Het Europees Parlement,

 gezien zijn resolutie van 14 februari 2019 over de toekomst van het INF-verdrag en de gevolgen voor de Europese Unie[1],

 gezien het Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van 13 april 2000 met betrekking tot de in 2000 te houden toetsingsconferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens[2] en het Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van 25 april 2005 met betrekking tot de in 2005 te houden toetsingsconferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens[3],

 gezien Besluit 2010/212/GBVB van de Raad van 29 maart 2010 betreffende het standpunt van de Europese Unie voor de in 2010 te houden toetsingsconferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens[4],

 gezien de conclusies van de Raad van 20 april 2015 over de negende toetsingsconferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens,

 gezien de strategie van de EU ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens van 12 december 2003,

 gezien de conclusies van de Raad van 4 februari 2019 over Iran,

 gezien Besluit (GBVB) 2019/615 van de Raad van 15 april 2019 inzake steun van de Unie voor activiteiten in de aanloop naar de toetsingsconferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens in 2020[5],

 gezien Besluit 2019/938/GBVB van de Raad van 6 juni 2019 ter bevordering van een proces van vertrouwensopbouw dat moet leiden tot de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van kernwapens en alle andere massavernietigingswapens[6],

 gezien het jaarlijks voortgangsverslag betreffende de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (2018) van 14 juni 2019,

 gezien de verplichtingen uit hoofde van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (NPV), waarbij alle verdragsluitende staten zich ertoe verbinden te goeder trouw te streven naar nucleaire ontwapening en een einde te maken aan de kernwapenwedloop,

 gezien het communiqué dat is vastgesteld tijdens de NAVO-top van 2016 in Warschau,

 gezien de verklaring van de Noord-Atlantische Raad over het Verdrag inzake het verbod op kernwapens van 20 september 2017,

 gezien de verklaring van de secretaris-generaal van de NAVO over het INF-verdrag van 2 augustus 2019,

 gezien het door de Verenigde Staten en de Russische Federatie getekende New START-verdrag, dat op 5 februari 2011 in werking is getreden,

 gezien het slotdocument dat werd aangenomen op de in 2000 gehouden toetsingsconferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens,

 gezien het slotdocument dat werd aangenomen op de in 2010 gehouden toetsingsconferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens,

 gezien het non-paper van de secretaris-generaal van de VN van 2018 getiteld “Securing Our Common Future: An Agenda for Disarmament” (Onze gezamenlijke toekomst veiligstellen: een agenda voor ontwapening),

 gezien het werkdocument “Unlocking disarmament diplomacy through a “stepping stone” approach” (Ontgrendeling van de ontwapeningsdiplomatie door middel van een stapsgewijze benadering), dat door Zweden werd ingediend bij de commissie ter voorbereiding van de in 2020 te houden NPV-toetsingsconferentie,

 gezien het werkdocument “Operationalising the Creating an Environment for Nuclear Disarmament (CEND) Initiative” (Het operationeel maken van het initiatief voor het creëren van een omgeving voor nucleaire ontwapening), dat door de VS werd ingediend bij de commissie ter voorbereiding van de in 2020 te houden NPV-toetsingsconferentie,

 gezien het werkdocument “The Treaty on the Non-Proliferation of Nuclear Weapons at 50: a brief assessment by the European Union” (50 jaar NPV: een beknopte beoordeling door de EU), dat door de Europese Unie werd ingediend bij de commissie ter voorbereiding van de in 2020 te houden NPV-toetsingsconferentie,

 gezien het werkdocument “Proposals by the Non-Proliferation and Disarmament Initiative to enhance transparency for strengthening the review process for the Treaty on the Non-Proliferation of Nuclear Weapons” (Voorstellen van het initiatief inzake non-proliferatie en ontwapening om de transparantie te vergroten voor het versterken van het toetsingsproces van het NPV), dat door de leden van het initiatief inzake non-proliferatie en ontwapening (Australië, Canada, Chili, Duitsland, Filipijnen, Japan, Mexico, Nederland, Nigeria, Polen, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten) werd ingediend bij de commissie ter voorbereiding van de in 2020 te houden NPV-toetsingsconferentie,

 gezien artikel 118 van zijn Reglement,

 gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0020/2020),

A. overwegende dat het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (NPV) de afgelopen 50 jaar ongetwijfeld het belangrijkste internationale instrument is geweest voor het reguleren van het nucleaire stelsel; overwegende dat het de hoeksteen vormt van de mondiale strategische stabiliteit en een onvervangbare bescherming tegen het risico van de verspreiding van kernwapens is; overwegende dat het aanzienlijk heeft bijgedragen tot het verkleinen van het kernwapenarsenaal en het faciliteren van het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden; overwegende dat het een volwassen, pragmatisch en vrijwel universeel verdrag is dat op grote schaal wordt nageleefd; overwegende dat de staten die partij zijn bij het NPV in 1995 besloten het NPV voor onbepaalde tijd te verlengen; overwegende dat het, aangezien het in 2015 niet gelukt is om tot een substantieel slotdocument te komen, van cruciaal belang is een succes te maken van de toetsing van 2020;

B. overwegende dat het NPV er sinds 1968 voor heeft gezorgd dat meerdere landen in Europa, Latijns-Amerika, Azië en het Stille Oceaangebied hebben afgezien van kernwapens; overwegende dat het de ontwikkeling van kernenergie voor vreedzame doeleinden mogelijk heeft gemaakt; overwegende dat het in de loop der tijd heeft geleid tot een drastische inkrimping van de kernwapenarsenalen sinds de Koude Oorlog; overwegende dat slechts enkele landen arsenalen hebben opgebouwd buiten het NPV;

C. overwegende dat de drie pijlers van het NPV — non-proliferatie, ontwapening en het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden — elkaar aanvullen, wederzijds versterken en onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden; overwegende dat voor elke toekomstige voortuitgang op het gebied van ontwapening en de volledige uitbanning van kernwapens daarom de bestaande normen moeten worden beschermd tegen de verspreiding van dergelijke wapens; overwegende dat het NPV mogelijk heeft gemaakt dat een internationaal waarborgenstelsel is opgezet;

D. overwegende dat doelstelling van de periodieke NPV-toetsingsconferenties erin bestaat de uitvoering van het NPV te evalueren en een routekaart te schetsen voor het verwezenlijken van vooruitgang op basis van een stapsgewijze aanpak; overwegende dat de toetsingsprocedure voor de verdragsstaten een mogelijkheid vormt de regeling voor non-proliferatie iedere vijf jaar te ondersteunen en te versterken;

E. overwegende dat het einddoel, het versterken van de mondiale non-proliferatieregeling tijdens de toetsingsconferentie in 2010 werd herhaald en de staten die partij zijn bij het NPV opnieuw de basisbepalingen van het NPV onderschreven en een actieplan met 64 punten vaststelden, dat onder meer specifieke actieplannen omvatte voor non-proliferatie, ontwapening en het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden, geschraagd door concrete en meetbare acties die de verdragsstaten moeten nemen om de drie pijlers te ondersteunen;

F. overwegende dat de verdragsstaten, waaronder erkende kernwapenstaten, in de afdeling over nucleaire ontwapening voor het eerst toezegden werkelijke vooruitgang op het gebied van ontwapening te versnellen en uiteindelijk tot de volledige uitbanning van hun arsenalen van zowel gestationeerde als niet-gestationeerde kernwapens te komen; overwegende dat de acties die in het kader van de non-proliferatiepijler zijn overeengekomen, een breed scala aan onderwerpen omvatten, zoals de versterking van waarborgen, steun voor de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), de fysieke beveiliging van kernmateriaal, de sluiting en inwerkingtreding van aanvullende protocollen, waarborgen voor uitvoer op nucleair gebied, overdrachten van nucleaire technologie, en nucleair terrorisme;

G. overwegende dat het beginsel van transparantie een onontbeerlijk element is van nucleaire ontwapening, aangezien het bijdraagt tot helderheid met betrekking tot de bestaande arsenalen en het verificatieproces erop steunt; overwegende dat transparantie bijdraagt tot het opbouwen van vertrouwen en het creëren van een gemeenschappelijke basis voor dialoog als eerste voorwaarde voor het beperken en uiteindelijk uitbannen van nucleaire wapens; overwegende dat verslagen aan de raad van beheer van de IAEA een belangrijk instrument vormen voor het scheppen van transparantie wat betreft de nakoming van de non-proliferatieverplichtingen door niet-kernwapenstaten;

H. overwegende dat in de bepalingen van het NPV het recht van staten wordt gehandhaafd om kernenergie voor vreedzame doeleinden te gebruiken en deel te nemen aan de uitwisseling van uitrusting, materialen en wetenschappelijke en technische informatie voor het vreedzaam gebruik van kernenergie, terwijl niet-kernwapenstaten een voorkeursbehandeling krijgen, en naar behoren rekening wordt gehouden met de behoeften van ontwikkelingslanden;

I. overwegende dat de norm tegen tests zowel de non-proliferatiepijler als de ontwapeningspijler ondersteunt, en daarom ook ertoe bijdraagt dat wordt voorkomen dat potentiele kernwapenstaten trachten kernwapens te ontwikkelen of te verwerven; overwegende dat de verdragsstaten zich ertoe hebben verbonden af te zien van elke vorm van kernexplosies en het gebruik van nieuwe kernwapentechnologieën, in afwachting van de inwerkingtreding van het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT); overwegende dat alle kernwapenstaten hebben toegezegd het CTBT onverwijld te ratificeren; overwegende dat alle staten ook zijn overeengekomen dat onverwijld onderhandelingen moeten worden begonnen over een verdrag over het verbod op de vervaardiging van splijtbare materialen voor kernwapens;

J. overwegende dat het NPV de basis heeft gelegd voor de totstandbrenging van kernwapenvrije zones overal ter wereld; overwegende dat de totstandbrenging van een kernwapenvrije zone in het Midden-Oosten een van de al lang bestaande doelstellingen van de EU is; overwegende dat de EU onlangs een begroting heeft uitgetrokken voor activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van een inclusieve dialoog tussen deskundigen en beleidsmakers, met als doel vooruitgang te boeken wat betreft het streven naar een massavernietigingswapenvrije zone (WMDFZ) in het Midden-Oosten;

K. overwegende dat in de politieke verklaring die, met onthouding van de 28 lidstaten van de EU, werd aangenomen tijdens de eerste sessie van de conferentie over de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van kernwapens en alle andere massavernietigingswapens in New York in november 2019 de resterende partners toezegden zich in te spannen voor het opstellen van een wettelijk bindend verdrag tot instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van kernwapens en andere massavernietigingswapens;

L. overwegende dat sinds de inwerkingtreding van het NPV in 1970 op de helft van de toetsingsconferenties geen overeenstemming kon worden bereikt over een slotverklaring met inhoud en de laatste slotverklaring op de toetsingsconferentie van 2010 werd aangenomen;

M. overwegende dat de in 2020 te houden toetsingsconferentie zal plaatsvinden binnen een bijzonder uitdagende internationale veiligheidscontext vanwege het gebrek aan vooruitgang bij de denuclearisatie van het Koreaanse Schiereiland, de terugtrekking van de VS uit het gezamenlijk alomvattend actieplan (JCPOA) met Iran, de vermeende schendingen door Iran en de formele klachten in reactie daarop van Frankrijk, het VK en Duitsland, waardoor het mechanisme voor geschillenbeslechting van het JCPOA in werking werd gesteld, het uiteenvallen van het INF-verdrag, alsook de impasse in de onderhandelingen over de verlenging van het New START-verdrag tussen Rusland en de VS; overwegende dat de huidige mate van onenigheid en verdeeldheid onder de 191 nucleair en niet-nucleair bewapende verdragsstaten bij het NPV over de beste aanpak voor het beperken en uitbannen van kernwapens een extra uitdaging voor de discussie zal vormen;

N. overwegende dat verschillende kernwapenstaten van plan zijn hun kernwapens of overbrengingsmiddelen daarvoor te moderniseren of daar al mee bezig zijn en overwegende dat sommige van die landen de gebruiksdrempel ervan in hun nationale militaire doctrines verlagen;

O. overwegende dat het door Oekraïne, Rusland, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk in 1994 ondertekende Memorandum van Boedapest veiligheidsgaranties bood tegen dreigingen of gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of politieke onafhankelijkheid van Oekraïne in ruil voor het afstand doen van zijn kernwapenarsenaal en zijn toetreding tot het NPV; overwegende dat de volledige niet-naleving door Rusland van de veiligheidsgaranties die het Oekraïne werden geboden in het kader van het Memorandum van Boedapest alsook zijn veronachtzaming van het internationale recht een ondermijnend effect hebben gehad op het klimaat voor de besprekingen over nucleaire ontwapening en non-proliferatie;

P. overwegende dat de verslechtering van de mondiale veiligheidssituatie verder wordt verergerd door groeiend wantrouwen tussen landen, en de modernisering van de arsenalen is versterkt door nieuwe technologieën waardoor de mondiale veiligheidsrisico’s worden vergroot, in het bijzonder met betrekking tot mogelijke cyberaanvallen tegen nucleaire wapens en de systemen voor commando, controle en vroegtijdige waarschuwing daarvan, evenals door een toenemende rol van kernwapens in de internationale politiek, strategieën en doctrines, wat leidt tot het risico van een nieuwe wereldwijde kernwapenwedloop; overwegende dat een toenemend aantal landen nucleaire wapens nastreven die op het slagveld kunnen worden gebruikt;

Q. overwegende dat er een aanzienlijk risico bestaat dat grote militaire mogendheden niet langer geneigd zijn gebruik te maken van wapenbeheersing en ontwapening om internationale spanningen te verminderen en de mondiale veiligheidssituatie te verbeteren, wat er uiteindelijk toe leidt dat kernwapens opnieuw een centrale rol spelen in het strategisch evenwicht met een wereldwijde toename van nucleaire risico’s;

R. overwegende dat het mondiale kernwapenarsenaal bijna 14 000 kernkoppen bevat en de VS en Rusland meer dan 90 % van het arsenaal bezitten; overwegende dat zelfs een beperkt gebruik van kernwapens desastreuze humanitaire gevolgen zou hebben en geen enkele staat of internationale organisatie de capaciteit zou hebben de onmiddellijke gevolgen van een dergelijke aanval aan te pakken en adequate hulp te verlenen aan de slachtoffers;

S. overwegende dat het Verdrag inzake het verbod op kernwapens in 2017 door 122 landen werd aangenomen, maar door geen enkele van de erkende kernwapenstaten, terwijl het verdrag in januari 2020 door 80 landen was ondertekend en door 35 landen was geratificeerd; overwegende dat de Europese Unie er niet in is geslaagd een gemeenschappelijk standpunt over het verdrag te bereiken;

T. overwegende dat de verlenging van het bilaterale New START-verdrag tussen de VS en de Russische Federatie, dat een verdere verifieerbare vermindering van de tijdens de wapenwedloop van de Koude Oorlog opgebouwde arsenalen tot hoofddoel moet hebben en het aantal gestationeerde strategische kernkoppen aan iedere kant beperkt tot 1 550, voordat dit verdrag afloopt in februari 2021, een belangrijk element zou zijn voor het behoud van de strategische stabiliteit en het indammen van een nieuwe wapenwedloop;

U. overwegende dat de NAVO zijn sterke steun heeft uitgesproken voor de volledige uitvoering van het NPV, en zich ertoe heeft verplicht de voorwaarden te scheppen voor een wereld zonder kernwapens, in volledige overeenstemming met de bepalingen van het NPV, op basis van een stapsgewijze aanpak;

V. overwegende dat het door de VS geleide initiatief “Creating an Environment for Nuclear Disarmament” (Een omgeving creëren voor nucleaire ontwapening), waarin de taken worden omschreven die moeten worden voltooid om de voorwaarden voor ontwapening te scheppen, tot doel heeft verder te gaan dan de traditionele stapsgewijze benadering voor het aanpakken van de huidige verslechtering van de veiligheidssituatie;

W. overwegende dat in het kader van de stapsgewijze aanpak die door Zweden werd gepresenteerd, incrementele, gemakkelijker te verwezenlijken stappen worden voorgesteld op vier gebieden, gericht op het vormen van samenwerkingspraktijken, het beperken van de prominente aanwezigheid van kernwapens, het vergroten van de transparantie en het beperken van de nucleaire risico’s, waardoor de huidige ontwapeningsdoelstellingen zouden kunnen worden behaald;

X. overwegende dat cyberaanvalmethoden zoals gegevensmanipulatie, digitale blokkering en cyberspoofing de integriteit van de communicatie in gevaar zouden kunnen brengen, wat leidt tot grotere onzekerheid qua besluitvorming; overwegende dat zulke cyberaanvallen op kernwapensystemen in tijden van crisis voor een escalatie zouden kunnen leiden, waaronder onbedoelde kernwapenlanceringen;

Y. overwegende dat is gebleken dat multilaterale dialoog en diplomatie doeltreffende instrumenten zijn om een proliferatiecrisis en de escalatie van conflicten te voorkomen, zoals aangetoond door het JCPOA, wat wordt gezien als historische prestatie en een belangrijke bijdrage aan het non-proliferatieregime;

Z. overwegende dat de status van de Democratische Volksrepubliek Korea, die zich in 2003 uit het verdrag terugtrok en ondanks strenge internationale sancties de capaciteit ontwikkelde om kernwapens te produceren, wat betreft massavernietigingswapens nog steeds ongewijzigd is; overwegende dat Pyongyang volgens het jaarverslag van de IAEA voor 2018 zijn nucleaire activiteiten heeft voortgezet; overwegende dat gedurende 2019 melding werd gemaakt van activiteiten in de nucleaire installaties van de Democratische Volksrepubliek Korea, en dat Pyongyang een op handen zijnde “zeer belangrijke test” bij een satelliet-lanceerinstallatie heeft aangekondigd; overwegende dat de vooruitzichten voor concrete stappen in de richting van de denuclearisatie van de regio op korte termijn mager zijn; overwegende dat Noord-Korea nog steeds een nucleaire en ballistische bedreiging vormt voor de regio en de rest van de wereld;

AA. overwegende dat binnen de noordpoolcirkel het aantal nucleair aangedreven schepen de laatste tien jaar sterk is toegenomen; overwegende dat de aanwezigheid van radiologisch en nucleair materiaal in het noordpoolgebied een risico vormt voor ernstige incidenten of ongevallen;

1. beveelt de Raad en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan:

a) te herhalen dat effectief multilateralisme en een op regels gebaseerde internationale orde randvoorwaarden zijn voor het tegengaan van de proliferatie van kernwapens; te bevestigen dat het NPV een hoeksteen vormt van de regeling voor nucleaire non-proliferatie en ontwapening, alsook een onvervangbare bescherming biedt tegen het risico van nucleaire proliferatie en een onvervangbaar kader is voor het bewaren en versterken van de vrede en veiligheid in de wereld;

b) opnieuw te bevestigen dat de EU en haar lidstaten volledig achter het NPV en zijn drie elkaar wederzijds versterkende pijlers staan, te weten non-proliferatie, ontwapening en het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden, en te bevestigen dat de vorige stapsgewijze aanpak op basis van tijdens eerdere toetsingsprocessen gedane toezeggingen, met name in 1995, 2000 en 2010, geldig is; te benadrukken dat een aanpak die in evenwicht is tussen de drie pijlers essentieel is voor een positief resultaat van de in 2020 te houden toetsingsconferentie, en voor het vaststellen van concrete, effectieve en gemeenschappelijk overeengekomen maatregelen waardoor op eerdere toezeggingen kan worden voortgebouwd; de belangrijke rol van de EU in het faciliteren van op vrede gericht beleid en het bevorderen van internationale stabiliteit te benadrukken;

c) onverwijld ervoor te zorgen dat de een besluit van de Raad wordt goedgekeurd voor het formaliseren van het gemeenschappelijke standpunt van de EU ten aanzien van de NPV-toetsingsconferentie;

d) benadrukt dat het NPV al vijf decennia lang onmisbaar is voor vrede en veiligheid in de wereld;

e) door te gaan met het verlenen van steun aan de activiteiten in aanloop naar de in 2020 te houden NPV-toetsingsconferentie, door middel van een financiële bijdrage van 1,3 miljoen EUR voor pr-activiteiten die drie thematische seminars omvatten over de pijlers ontwapening, non-proliferatie en het vreedzaam gebruik van kernenergie, vier regionale bijeenkomsten en twee nevenevenementen; op te blijven komen voor de hoofddoelen van de EU-activiteiten, in het bijzonder wat betreft vertrouwensopbouw, bewustmaking van de obstakels en gebieden waarop convergentie mogelijk, en het ontwikkelen van input voor een routekaart voor een goed resultaat van het toetsingsproces van 2020;

f) te blijven benadrukken dat elke vergroting van de verschillen tussen staten ertoe zal leiden dat het NPV steeds meer in twijfel zal worden getrokken als betrouwbaar mondiaal rechtsinstrument, en zal leiden tot de ondermijning van het mondiale ontwapeningsstelsel, waardoor het risico van verdere wereldwijde proliferatie van kernwapens toeneemt; de verdragsstaten te waarschuwen dat de toekomst van het NPV zonder duidelijke toezeggingen van de staten niet langer als vanzelfsprekend mag worden beschouwd, vanwege het gebrek aan consensus tijdens de toetsingsconferentie in 2015 en in de commissies ter voorbereiding;

g) de verdragsstaten eraan te herinneren dat het 50-jarig bestaan van de NPV, dat samenvalt met de toetsingsconferentie van 2020 het momentum kan vormen voor een oprechte en op resultaten gerichte dialoog om het wederzijds vertrouwen te herstellen, met als doel de overlappingsgebieden te vergroten en een gemeenschappelijke basis te vinden om vooruitgang te boeken met de besprekingen, met als uiteindelijk doel de vaststelling van een in overleg opgesteld document waarin nucleaire ontwapening en de volledige uitbanning van kernwapens als gemeenschappelijke doelstelling worden erkend, in overeenstemming met artikel VI van het NPV;

h) te pleiten voor sterk politiek leiderschap voor de ondersteuning van de NPV-toetsingsconferentie; de boodschap over te brengen aan de staten die partij zijn bij het NPV dat de deelname van de staatshoofden en regeringsleiders aan de conferentie zou tonen dat de staten belang hechten aan het NPV en het toetsingsproces; de vertegenwoordigers van de verdragsstaten te verzoeken gebruik te maken van de mogelijkheid die de tiende toetsingsconferentie biedt om te bevestigen dat een kernoorlog niet kan worden gewonnen en niet mag worden gevoerd;

i) benadrukt dat de selectieve toepassing van het verdrag of de niet-naleving van de memoranda van het NPV door sommige verdragsstaten het vertrouwen in het gehele NPV-systeem ondermijnt; roept alle partijen bij het NPV op ervoor te zorgen dat zij de door hen aangegane toezeggingen naleven;

j) verheugd te zijn dat er 72 jaar lang geen nucleaire wapens zijn gebruikt; de staten die partij zijn bij het NPV te waarschuwen dat iedere uitbreiding van de situaties waarin kernwapens zouden kunnen worden gebruikt de mondiale strategische stabiliteit en de praktijk van het niet-gebruiken van kernwapens ernstig in gevaar zou kunnen brengen;

k) alle staten te verzoeken om wat betreft kernwapens en de bijbehorende overbrengingstechnologieën de regelingen voor beheersing, ontwapening en non-proliferatie te erkennen als cruciale instrumenten die vertrouwen scheppen en substantieel bijdragen tot het omkeren van de verslechtering van de internationale veiligheidssituatie, en daardoor tot het voorkomen van grote interstatelijke oorlog en het bewaren van de vrede en veiligheid;

l) te benadrukken dat effectieve verificatie van nucleaire ontwapening van essentieel belang is voor het bereiken van een wereld zonder kernwapens; de inspanningen te leveren en te intensiveren om verificatieproblemen met betrekking tot veiligheid, beveiliging en non proliferatievereisten aan te pakken, ook in samenwerking met internationale en regionale organisaties en het maatschappelijk middenveld;

m) er bij de verdragsstaten op aan te dringen dat zij hun uiterste best doen om verdere vooruitgang te boeken inzake wapenbeheersings- en nucleaire ontwapeningsprocessen, in het bijzonder door een reductie van de totale wereldvoorraad kernwapens, en dat zij zich inspannen om ervoor zorgen dat de tendens van de vermindering van het nucleaire arsenaal sinds de piek in 1986 niet wordt omgekeerd; de boodschap uit te dragen dat het NPV moet worden gebruikt als platform voor alle diplomatieke inspanningen op dit gebied;

n) de VS en Rusland aan te sporen het wederzijds vertrouwen te vergroten met het oog op de hervatting van een dialoog over mogelijke manieren om nieuwe betrekkingen op te bouwen op het gebied van wapenbeheersing; te benadrukken dat de toetsingsconferentie er veel baat bij zou hebben wanneer Rusland en de VS in de aanloop naar de in 2020 te houden NPV-conferentie zouden toezeggen het New START-verdrag vóór februari 2021 te verlengen; beide partijen sterk aan te sporen een nieuw instrument uit te onderhandelen dat zowel gestationeerde als niet-gestationeerde wapens omvat, evenals strategische en niet-strategische wapens, waarbij ook China betrokken wordt, met het oog op de enorme raketopbouw van dat land; zijn bezorgdheid te uiten over de recente inzet door Rusland van Avangards, hypersonische glijvoertuigen, in de regio Orenburg; Rusland in herinnering te brengen dat alle ingezette Avangards onder de maximumgrens van 1 550 kernkoppen en bijbehorende controlebepalingen van het New START-verdrag vallen;

o) te herhalen dat de EU ten zeerste betreurt dat het INF-verdrag onlangs is uiteengevallen vanwege de uitbouw door Rusland van het raketsysteem SSC-8, dat met kernwapens kan worden uitgerust, mobiel is, moeilijk op te sporen is en de drempel voor het gebruik van kernwapens in gewapende conflicten verlaagt, en daarbij te benadrukken dat dit aanzienlijke negatieve gevolgen heeft voor de Europese veiligheid en voor de architectuur ter beheersing van strategische kernwapens; beide ondertekenaars van het INF-verdrag te verzoeken opnieuw in dialoog te gaan over mogelijke manieren om een nieuw wettelijk bindend instrument voor korte- en middellangeafstandsraketten in te stellen; de inspanningen te ondersteunen om voor alle landen met dit soort wapens, met inbegrip van China, een dergelijk instrument multilateraal te maken;

p) bezorgdheid te uiten over het ter ziele gaan van het INF-verdrag, ook met het oog op het feit dat met name middellangeafstandsraketten de risico’s van een nucleaire escalatie op het Europese continent kunnen vergroten;

q) besprekingen aan te moedigen over de mogelijkheid van een multilateraal verdrag inzake ballistische raketten dat verder gaat dan het INF-verdrag tussen de VS en Rusland om andere partijen te omvatten;

r) de VS en Rusland te verzoeken om ieder aan alle andere partijen bij het NPV en de VN-Veiligheidsraad een verklaring over te leggen waarin zij de stappen beschrijven die zij na hun terugtrekking uit het INF-verdrag zullen nemen om aan hun verplichtingen uit hoofde van artikel VI van het NPV te voldoen; namens de EU daartoe de nodige stappen te zetten;

s) Rusland te verzoeken zijn in het Memorandum van Boedapest vastgelegde verbintenis na te komen en de aan Oekraïne aangeboden veiligheidsgaranties na te leven;

t) de terugtrekking uit of ineenstorting van regelingen voor kernwapenbeheersing te beschouwen als een gevaarlijk precedent voor het NPV; niet te vergeten dat de partijen bij het NPV dergelijke gebeurtenissen zouden kunnen beschouwen als bedreiging van hun nationale veiligheid, en dat de gevolgen daarvan het NPV als geheel zouden kunnen destabiliseren;

u) deze zorgen te uiten tijdens de in 2020 te houden NPV-toetsingsconferentie; de nodige diplomatieke en politieke stappen te zetten om de directe dreiging van kernwapens voor de middellange afstand voor de Europese Unie en haar lidstaten weg te nemen;

v) te wijzen op de bijdrage die de NAVO-landen hebben geleverd om te voldoen aan hun verplichtingen krachtens het NPV wat betreft het met 95 % verkleinen van de kernwapenvoorraad sinds het einde van de Koude Oorlog, het niet meer richten van kernwapens, het verlagen van hun paraatheidsniveau en het verkleinen van de rol van kernwapens in de defensie; de NAVO en andere ondertekenaars van het NPV te verzoeken verder te gaan met hun inspanningen om het aantal kernwapens verder te verminderen, met volledige naleving van het NPV, op basis van de stapsgewijze benadering die de internationale stabiliteit en veiligheid bevordert;

w) nota te nemen van de goedkeuring van het TPNW door 122 landen, dat nu door 80 staten is ondertekend en door 35 staten is geratificeerd, als bewijs van de wens om de doelstelling van een kernwapenvrije wereld te verwezenlijken; te benadrukken dat kernontwapening niet los kan worden gezien van collectieve veiligheid, dat er op dat gebied slechts vooruitgang kan worden geboekt als er rekening wordt gehouden met de strategische context, en dat kernontwapening deel moet uitmaken van een geleidelijk proces dat waarborgt dat de veiligheid voor iedereen op hetzelfde niveau blijft en dat er geen nieuwe wapenwedlopen ontstaan; erop te wijzen dat het verdrag over het verbod op de vervaardiging van splijtbare materialen voor kernwapens een onmisbare en onvervangbare stap naar een kernwapenvrije wereld vormt omdat het de opbouw van kernwapenarsenalen verhindert;

 x) te bevestigen dat de partijen bij het NPV het recht hebben op de vreedzame toepassing van kernenergie om aan hun energiebehoeften op de lange termijn te voldoen, in overeenstemming met de bepalingen van het NPV; samen te werken met de landen die op dit gebied capaciteiten willen ontwikkelen, om te komen tot een verantwoordelijk gebruik van nucleaire energie voor uitsluitend vreedzame doeleinden, op voorwaarde dat aan alle veiligheids-, beveiligings-, en non-proliferatievoorwaarden is voldaan; passende maatregelen te overwegen ingeval dergelijke landen niet meewerken en niet aan alle veiligheids-, beveiligings- en non-proliferatievoorwaarden voldoen; bijstand te verlenen en landen die capaciteiten willen ontwikkelen voor het vreedzaam gebruik van kernenergie te verplichten een sterke cultuur van nucleaire veiligheid tot stand te brengen, en te erkennen dat de IAEA en haar waarborgenstelsel een belangrijke rol spelen bij de uitvoering van het NPV en het versterken van het kader voor nucleaire beveiliging;

y) de overdracht van voor proliferatie relevante nucleaire technologie te beperken tot staten die partij zijn bij het NPV en die de volledige waarborgen van de IAEA hebben afgesloten en uitvoeren, waardoor het besluit van de NPV-toetsingsconferentie van 1995 wordt ondersteund dat voor nieuwe toeleveringsregelingen voor de overdracht van gevoelige nucleaire technologie als noodzakelijke voorwaarde de volledige waarborgen van de IAEA en internationaal wettelijk bindende toezeggingen om geen kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen te verwerven, moeten worden aanvaard;

z) door te gaan met de inspanningen om een zone in het Midden-Oosten tot stand te brengen die vrij is van kernwapens en alle andere massavernietigingswapens, overeenkomstig de resolutie van 1995, die nu worden verzwakt door het beleid van Israël en de hervatting door Iran van zijn activiteiten met betrekking tot het verrijken van uranium; door te gaan met de initiatieven om vertrouwensopbouw te bevorderen door middel van acties die erop zijn gericht een inclusieve dialoog tussen deskundigen en beleidsmakers op gang te brengen, ondersteund door een financiële toewijzing van 2,86 miljoen EUR voor de uitvoering van de projecten;

aa) de regionale aanpak te steunen als een van de belangrijkste manieren om ontwapening en non-proliferatie te bevorderen; rekening te houden met het resultaat van de eerste conferentie inzake de totstandbrenging van een kernwapenvrije zone in het Midden-Oosten, en steun te blijven verlenen aan de al lang bestaande doelstelling een wettelijk bindend verdrag op te stellen inzake de totstandbrenging van een kernwapenvrije zone in het Midden-Oosten; alle deelnemende staten aan te sporen al het mogelijke te doen om tijdens de tweede sessie van de conferentie vorderingen te maken wat betreft dit streven;

ab) steun te geven aan het door Zweden ingediende voorstel voor een stapsgewijze benadering met als doel het opbouwen van politieke steun voor pragmatische, haalbare toezeggingen op korte termijn voor de mondiale ontwapeningsregeling, waarvan de algemene doelstelling is het vertrouwen opnieuw op te bouwen, steun te verlenen aan maatregelen die erop zijn gericht de prominente aanwezigheid van kernwapens te beperken, samenwerkingspraktijken tussen staten te versterken, nucleaire risico’s te beperken en de transparantie te vergroten, als tussenstap om te faciliteren dat de verdragsstaten hun bestaande verplichtingen nakomen;

ac) de verdragsstaten te verzoeken maatregelen te ontwikkelen en toe te passen die erop zijn gericht de risico’s van het gebruik van kernwapens te beperken, of dit gebruik nu onopzettelijk of per ongeluk plaatsvindt; deze maatregelen zouden kunnen bestaan uit het verbeteren van de communicatiekanalen en -protocollen, cyberbeveiliging, het scheppen van een duidelijk onderscheid tussen nucleaire en conventionele middelen, evenals het verbeteren van de weerbaarheid tegen hybride dreigingen, cyberaanvallen en het verlengen van de beslissingstijd in een crisis;

ad) steun te verlenen aan de toezegging door de kernwapenstaten om de transparantie te vergroten, in overeenstemming met de dertien stappen voor ontwapening die tijdens de NPV-conferentie in 2000 zijn aangenomen; eraan te herinneren dat de verdere verbetering van het rapportagemechanisme door middel van een systematisering van de rapportagekaders van kernwapenstaten ertoe zou bijdragen dat die staten hetzelfde niveau van transparantie hebben; in dit verband bijzondere aandacht te besteden aan de voorstellen voor non-proliferatie en het ontwapeningsinitiatief om de transparantie te vergroten teneinde het toetsingsproces van het NPV te versterken;

ae) kennis te nemen van het voorstel dat de VS heeft ingediend bij de commissie ter voorbereiding van de in 2020 te houden NPV-toetsingsconferentie, getiteld “Operationalising and creating an environment for nuclear disarmament (CEND)”, dat erop is gericht vast te stellen welke factoren in de internationale veiligheidssituatie verdere vooruitgang op het gebied van ontwapening belemmeren, en deze aan te pakken, en dat gericht is op een meer pragmatische benadering van ontwapening en het leveren van een positieve bijdrage aan een goed resultaat van de in 2020 te houden toetsingsconferentie; verdere besprekingen aan te gaan over het voorstel, in het kader van de in 2020 te houden toetsingsconferentie en daarbuiten;

af) alle staten te verzoeken onverwijld besprekingen aan te gaan over de route om een aanvang te maken met een van de bestaande prioriteiten en deze te verwezenlijken – het verdrag over het verbod op de vervaardiging van splijtbare materialen voor kernwapens – als onmisbare stap om het risico van een hervatting van de kernwapenwedloop uit te sluiten en onontbeerlijke stap voor de uitbanning van kernwapens;

ag) ervoor te zorgen dat de EU sterk voorstander blijft van het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT) en de Verdragsorganisatie voor een alomvattend verbod op kernproeven (CTBTO); ook te wijzen op het belang en de urgentie van de inwerkingtreding van het CTBT om te voorkomen dat nieuwe wapens worden ontwikkeld;

ah) te bevestigen dat de EU vasthoudt aan het JCPOA als best mogelijk middel om de garantie te verkrijgen dat Iran kernenergie uitsluitend voor vreedzame doeleinden gebruikt, en als essentieel instrument voor het versterken van de stabiliteit en veiligheid in het Midden-Oosten; de belangrijke rol van de EU te blijven benadrukken bij het vinden van een manier om de nucleaire overeenkomst veilig te stellen; te herhalen dat de EU teleurgesteld is dat de VS zich hebben teruggetrokken uit het JCPOA en er opnieuw sancties zijn ingesteld; te betreuren dat Iran de beperkingen heeft opgeheven op zijn productie van verrijkt uranium, dat kan worden gebruikt voor de productie van reactorsplijtstof alsook kernwapens, waardoor het sinds juli 2019 zijn verplichtingen uit hoofde van het JCPOA schendt, wat ertoe heeft geleid dat alle Europese ondertekenaars van het JCPOA het geschillenbeslechtingsmechanisme in werking hebben gesteld; eraan te herinneren dat dit een heel zorgwekkende tijd inluidt voor de internationale stabiliteit en veiligheid; nogmaals de noodzaak te benadrukken om overeenstemming te bereiken om de dreiging van het Iraanse raketprogramma te verminderen; Iran te verzoeken weer volledig te voldoen aan zijn verplichtingen op nucleair gebied uit hoofde van het JCPOA en het NPV;

ai) de steun van Iran aan gewelddadige niet-overheidsactoren en de ontwikkeling en het gebruik van ballistische raketcapaciteiten die het bredere Midden-Oosten destabiliseren, te betreuren;

aj) te herhalen dat de EU overtuigd voorstander is van de doelstelling van de volledige, verifieerbare en onomkeerbare denuclearisatie van de Democratische Volksrepubliek Korea, in overeenstemming met alle relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad; de Volksrepubliek Korea dringend te verzoeken haar kernwapenprogramma op te geven en opnieuw toe te treden tot het NPV en de IAEA-waarborgen; de lopende dialoog te blijven steunen en te proberen een actievere rol in de besprekingen te krijgen, door gebruik te maken van de diplomatieke deskundigheid van de EU; te herhalen dat de Democratische Volksrepubliek Korea voor de regio en de hele wereld een nucleaire en ballistische bedreiging blijft vormen;

ak) het NPV te blijven steunen en behouden als essentieel multilateraal instrument voor vrede en veiligheid, de universalisering ervan te bevorderen en de toepassing ervan te versterken voor elk van de drie even belangrijke en elkaar wederzijds versterkende pijlers van het NPV; alle staten die partij zijn bij het NPV aan te sporen hun inspanningen om met elkaar in gesprek te gaan te hernieuwen en om door te gaan met een hernieuwde inzet voor de volledige, brede en evenwichtige uitvoering van het NPV;

al) alle staten die het NPV nog niet hebben ondertekend en geratificeerd te verzoeken dit te doen als niet-kernwapenstaten en, in afwachting van de toetreding, de voorwaarden ervan na te leven en zich te verbinden tot de doelstellingen ervan wat betreft non-proliferatie en ontwapening, onder meer door bewijs te leveren dat zij niet betrokken zijn bij de overdracht van nucleaire technologie en door het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal te versterken;

2. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.


INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

19.2.2020

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

61

1

5

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alviina Alametsä, Maria Arena, Petras Auštrevičius, Traian Băsescu, Lars Patrick Berg, Anna Bonfrisco, Reinhard Bütikofer, Fabio Massimo Castaldo, Włodzimierz Cimoszewicz, Katalin Cseh, Tanja Fajon, Anna Fotyga, Michael Gahler, Kinga Gál, Sunčana Glavak, Klemen Grošelj, Sandra Kalniete, Dietmar Köster, Stelios Kouloglou, Andrius Kubilius, Ilhan Kyuchyuk, Miriam Lexmann, Nathalie Loiseau, Jaak Madison, Lukas Mandl, Thierry Mariani, David McAllister, Vangelis Meimarakis, Sven Mikser, Francisco José Millán Mon, Javier Nart, Urmas Paet, Demetris Papadakis, Kostas Papadakis, Tonino Picula, Kati Piri, Giuliano Pisapia, Jérôme Rivière, Nacho Sánchez Amor, Jacek Saryusz-Wolski, Andreas Schieder, Radosław Sikorski, Sergei Stanishev, Hermann Tertsch, Hilde Vautmans, Harald Vilimsky, Idoia Villanueva Ruiz, Thomas Waitz, Witold Jan Waszczykowski, Charlie Weimers, Isabel Wiseler-Lima, Salima Yenbou, Željana Zovko

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Arnaud Danjean, Özlem Demirel, Engin Eroglu, Evin Incir, Andrey Kovatchev, Sergey Lagodinsky, Katrin Langensiepen, Gabriel Mato, Kris Peeters, Paulo Rangel, Ernest Urtasun, Nils Ušakovs, Mick Wallace

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 209, lid 7)

Tudor Ciuhodaru


 

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

61

+

ECR

Hermann Tertsch, Witold Jan Waszczykowski, Charlie Weimers

GUE/NGL

Özlem Demirel, Stelios Kouloglou, Idoia Villanueva Ruiz, Mick Wallace

ID

Lars Patrick Berg, Jaak Madison, Harald Vilimsky

NI

Fabio Massimo Castaldo

PPE

Traian Băsescu, Arnaud Danjean, Michael Gahler, Kinga Gál, Sunčana Glavak, Sandra Kalniete, Andrey Kovatchev, Andrius Kubilius, Miriam Lexmann, David McAllister, Lukas Mandl, Gabriel Mato, Vangelis Meimarakis, Francisco José Millán Mon, Kris Peeters, Paulo Rangel, Radosław Sikorski, Isabel Wiseler-Lima, Željana Zovko

RENEW

Petras Auštrevičius, Katalin Cseh, Engin Eroglu, Klemen Grošelj, Ilhan Kyuchyuk, Nathalie Loiseau, Javier Nart, Urmas Paet, Hilde Vautmans

S&D

Maria Arena, Włodzimierz Cimoszewicz, Tudor Ciuhodaru, Tanja Fajon, Evin Incir, Dietmar Köster, Sven Mikser, Demetris Papadakis, Tonino Picula, Kati Piri, Giuliano Pisapia, Nacho Sánchez Amor, Andreas Schieder, Sergei Stanishev, Nils Ušakovs

VERTS/ALE

Alviina Alametsä, Reinhard Bütikofer, Sergey Lagodinsky, Katrin Langensiepen, Ernest Urtasun, Thomas Waitz, Salima Yenbou

 

1

-

NI

Kostas Papadakis

 

5

0

ECR

Anna Fotyga, Jacek Saryusz-Wolski

ID

Anna Bonfrisco, Thierry Mariani, Jérôme Rivière

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+ : voor

- : tegen

0 : onthouding

 

 

Laatst bijgewerkt op: 18 maart 2020
Juridische mededeling - Privacybeleid